Bevindingen

Om de status van vogelpopulaties, en ganzen in het bijzonder, adequaat te kunnen monitoren is tellen alleen niet voldoende. De demografische processen die veranderingen in de populatiegrootte veroorzaken, met name reproductie en overleving, moeten ook gemeten worden. Gegevens van individueel gemerkte vogels vormen de basis voor dergelijke demografische analyses. Ze stellen ons in staat de demografische oorzaken van aantalsveranderingen te achterhalen, potentiele bedreigingen op te sporen, en kunnen gebruikt worden om de effectiviteit van maatregelen om populaties van zeldzame soorten te herstellen, of populaties van schadesoorten te reduceren, te evalueren. De gegevens over individueel gemerkte ganzen en zwanen in geese.org worden juist met dit doel verzameld. Hieronder wordt een aantal recente toepassingen van de gegevens van geese.org kort gepresenteerd.

Populatie-dynamische parameters van brandganzen in Nederland - Vogeltrekstation NIOO-KNAW / Alterra

Ten behoeve van een ruimtelijk populatiemodel voor de brandgans in Nederland zijn populatiedynamische parameters geschat uit ring-, tel-, en inventarisatiegegevens uit het Noordelijk Deltagebied en een klein aantal andere locaties. De gegevens stammen overwegend uit de periode 2004-2010.

Analyse van de kleurringgegevens wijst uit dat de overleving van Nederlandse brandganzen gestaag is afgenomen in de periode 2004-2012 van circa 95% tot circa 75%, met als belangrijkste oorzaak de sterk toegenomen beheersjacht op de soort (figuur 1). Toch is de populatie, blijkens jaarlijkse zomertellingen, gedurende de studieperiode niet afgenomen. Geboortedispersie is hoog, en de Nederlandse broedpopulatie fungeert momenteel als bron van waaruit (her)kolonisatie tot in Rusland plaatsvindt. Waarnemingen van in het Deltagebied geringde brandganzen uit heel Europa wijzen uit dat tot 30% van de jonge vogels het Deltagebied verlaat en zich elders vestigt. Meedere vogels die in Nederland zijn geboren zijn, soms jaren later, ook daadwerkelijk in de arctische broedgebieden van de brandgans teruggevonden als broedvogels.

meer lezen


Jaarlijkse overleving van brandganzen is duidelijk gerelateerd aan het afschot.
Het belang van geese.org voor ganzenonderzoek - Clausen & Madsen, University of Aarhus

Om volledig de kracht van deze gegevens te kunnen benutten, is het belangrijk om te preciseren hoe vaak de halsbanden verloren gaan en ook hoe ze invloed kunnen uitoefenen op de ganzen. Dankzij de vele waarnemers die ringen en buikprofielen van levende en dode vogels rapporteren, konden twee recente studies over Kleine rietganzen Anser brachyrhynchus deze vragen beantwoorden.

In a recent volume of Bird Study Clausen et al. (2015) analysed the observation history and recovery data from shot and re-captured birds with metal rings, and found that the average annual retention rate of neck collars among Pink-footed Geese was 0.968, cor-responding to an annual loss rate of 3.2%. This figure indicates that collar loss does occur on a regular basis, and that incorporating this effect when analysing e.g. survival is of utmost importance.

In een recente uitgave van Bird Study analyseerden Clausen et al. (2015) de observatie geschiedenis en waarnemingsgegevens van geschoten en opnieuw gevangen vogels met metalen ringen. Ze vonden een gemiddelde jaarlijkse retentie van halsbanden onder rietganzen van 0,968, corresponderend met een jaarlijks verliespercentage van 3,2 %. Dit cijfer geeft aan dat halsbandverlies regelmatig plaatsvindt, en dat het belangrijk is om rekening te houden met dit effect, bijvoorbeeld bij de analyse van overleving.

Kleine rietgans die zijn halsband verliest. Foto: Dirk Raes 

 

In een andere studie gepubliceerd in het Journal of Ornithology, gebruikten Clausen en Madsen (2014) de buikprofielgegevens van www.geese.org om het effect van de halsbanden op de lichamelijke conditie van de gemarkeerde ganzen te onderzoeken. Uit deze analyse bleek dat ganzen een kortstondige daling van de lichamelijke conditie kunnen ervaren net na het vangen en bevestigen van de halsband, maar ook dat er geen lange termijn effect bestaat op de conditie van de individuele ganzen (Figuur 1).

De mogelijkheid om deze vragen te beantwoorden, alsook de voortdurende taak van het verbeteren van onze kennis over de Klein rietgans ecologie, is volledig afhankelijk van toegewijde waarnemers die hun waarneming rapporteren aan www.geese.org. We zijn zeer dankbaar voor elke bijdrage die zij zo toevoegen aan de studie van deze vogels.

Het effect van vangen en ringen op conditie van kleine rietganzen, in dagen na de vangst

Naar een slim populatiebeheer van de kolgans - NIOO-KNAW / Sovon / Radboud University
De Kolgans is in de laatste decennia sterk toegenomen en veroorzaakt landbouwschade, maar tegelijkertijd heeft Nederland een internationale verantwoordelijkheid voor deze trekkende populatie. Wat voor effecten kunnen we verwachten van afschot en verstoring van Kolganzen? En in hoeverre worden de aantallen Kolganzen in Nederland beïnvloed door uitwisseling met andere landen?

Deze vragen worden beantwoordaan de hand van de beschikbare tellingen, kleurringgegevens uit geese.org, jongenpercentages en met satellietzenders verkregen trekdata van Kolganzen. We hebben berekend hoe de ganzen zullen reageren op veranderingen in jacht en verstoring, in Nederland en elders langs hun trekroute, en hoe de populatie zich onder verschillende beheersscenario’s gaat ontwikkelen. Ook lichten we een tipje van de sluier op over de uitwisseling van Kolganzen naar de landen rond de Noordzee en naar de Midden-Europese overwinteringsgebieden. Door aan de ‘knoppen’ (beheeropties) te draaien kan met het model de optimale balans worden gevonden tussen enerzijds schadebeperking en anderzijds het voldoen aan de gunstige staat van instandhouding.

Dit onderzoeksproject is in opdracht van het Faunafonds uitgevoerd door een samenwerkingsverband van de Radboud Universiteit Nijmegen, het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en Sovon Vogelonderzoek Nederland, en onderdeel van CAPS.

het volledige rapport is hier binnenkort te lezen

 
 Grauwe ganzen verspreiding - Alterra / Sovon  

Sinds het herstel van de Grauwe Gans Anser anser als broedvogel in Nederland is de populatie snel gegroeid. Dit is ook het geval op het eiland Texel, waar verhitte discussies zijn gevoerd over het beheer van de lokale grauwe ganzen. Echter, basiskennis over de Texelse populatie ontbrak grotendeels. Wat was bijvoorbeeld de bijdrage van immigratie van het vasteland van grauwe ganzen op de groeiende broedpopulatie op het eiland? Vestigen vasteland-ganzen zich vaak als broedvogels op het eiland?

Om deze vraag te beantwoorden voorzagen Kleijn et al. (2012) 364 grauwe ganzen met unieke halsbanden op het vasteland van Noord-Holland, in 2009 en 2010. De waarnemingen gemeld in de www.geese.org databank vormde de basis voor de analyse van de ruimtelijke dynamiek van de Texelse broedpopulatie.

De studie toonde aan dat Texel gedurende 2009-2011 werd bezocht door 47 “vasteland grauwe ganzen”, zowel in de winter als in de zomer. Deze ganzen bleven over het algemeen slechts een korte tijd op het eiland, met een piek in observaties na het broedseizoen in september. De meerderheid werd opnieuw waargenomen op het vasteland na een bezoek Texel. De meeste van deze individuen werden gezien buiten het broedseizoen, wat suggereert dat de meeste “vasteland ganzen” Texel vooral bezoeken om te foerageren. Vestiging van grauwe ganzen van buiten het eiland werd niet met zekerheid waargenomen, hoewel vier individuen voor langere tijd op Texel aanwezig waren, ook tijdens het broedseizoen. De auteurs concluderen dat dispersie van grauwe ganzen van het vasteland naar Texel zeldzaam is en dat juveniele dispersie beperkt is. Zij concluderen dat grauwe ganzen van het vasteland zo weinig bijdragen aan de groeiende populatie op Texel.

Dit project werd uitgevoerd voor Faunafonds en in een samenwerkingsverband van Alterra WUR met Sovon. Het volledige rapport is hier beschikbaar.

De aanwezigheid op het eiland Texel van grauwe ganzen die gemerkt waren op het Nederlandse vasteland. De blauwe balken vertegenwoordigen periodes gedurende twee opeenvolgende waarnemingen van dezelfde individuen op Texel. Een eenmalige waarneming wordt getoond als een stip. De zwarte lijn geeft het cumulatieve aantal ganzen van het vasteland aan dat gemeld werd van Texel op een bepaald moment.